EIB: meer seniorenwoningen helemaal niet nodig
De toekomstige vraag naar toegankelijke woningen voor ouderen kan ruimschoots worden opgevangen met woningen die op ‘natuurlijke wijze’ vrijkomen, door opname in een instelling of overlijden. Landelijk beleid voor meer seniorenwoningen is niet nodig.
Dat concludeert het Economisch Instituut voor de Bouw in een analyse van vraag en aanbod van ouderenhuisvesting. Op basis van historisch woon- en verhuisgedrag van verschillende groepen ouderen (55-65 jaar, 65-75 jaar en 76+) schat het EIB in dat tot 2030 ongeveer 340.000 bejaarde huishoudens naar een voor hen toegankelijke woning zullen verhuizen. In dezelfde periode zullen naar schatting 440.000 huishoudens een toegankelijke woning achterlaten door sterfte en ‘institutionalisering’ (bijvoorbeeld opname in een verpleeghuis). Cijfermatig kan daarmee de vraag naar seniorenwoningen ruimschoots worden opgevangen door het aanbod, stelt het EIB in het rapport ‘Ouderenhuisvesting, woongedrag en verhuisdynamiek van ouderen’.
Wel vraag naar zorgwoningen
Hoewel bejaarde huishoudens in de komende periode geen netto vraag naar toegankelijke woningen zullen uitoefenen, zal de vraag naar huisvesting met zorg wel toenemen. Dit is een gevolg van de sterke groei van het aantal ‘oude ouderen’ met een grotere zorgvraag.
Vanwege het beleid om de capaciteit in verpleeghuizen niet uit te breiden en ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, stelt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor om 40.000 zelfstandige verpleegzorgplekken te laten bouwen. Met een gemiddelde verblijfsduur van twee jaar, kunnen binnen een periode van tien jaar meer dan 200.000 ouderen met een zware zorgvraag worden bediend.
Landelijk beleid niet nodig
Er dreigt dus geen ‘generiek’ (landelijk totaal) tekort aan seniorenwoningen. Voor veel ouderen kan een verbouwing of bijvoorbeeld het plaatsen van een traplift volgens het rapport voldoende zijn om de woning toegankelijk te maken.
De stelling dat ouderen ‘te groot wonen’ en als zij vaker en eerder zouden verhuizen, een belangrijke bijdrage zou worden geleverd aan het oplossen van de woningnood, is volgens het EIB niet te onderbouwen. De woningnood zal de komende jaren na verwachting nog wel aanhouden. Hoewel het kabinet tot 2030 per jaar 90.000 woningen wil bouwen, verwacht het dat de dip in de nieuwbouw de komende tijd zal aanhouden.
Nationaal beleid met streefdoelen of quota voor toegankelijke ouderenhuisvesting is volgens de onderzoekers niet nodig en kan zelfs contraproductief werken, als dit de haalbaarheid van woningplannen vermindert.
Lokaal maatwerk
Wel zal in sommige gebieden het aanbod niet toereikend zijn om de vraag aan te kunnen. In gemeenten waar weinig geschikte woningen zijn, zoals bijvoorbeeld Almere en bepaalde dorpen waar vooral eengezinswoningen staan, speelt dit een rol. Het EIB noemt het wenselijk om specifiek op deze plekken toegankelijke woningen te bouwen, om beter aan te sluiten op de vraag van een vergrijzende gemeenschap.
Aangezien ouderen over het algemeen erg gebonden zijn aan de eigen omgeving zullen zij in de regel slechts binnen de eigen gemeente of zelfs de eigen buurt willen verhuizen. Deze situaties vragen om lokaal maatwerk, waar lokale initiativen in samenwerking met gemeenten goed in zouden moeten kunnen voorzien.
Dit geldt ook voor geclusterde woonvormen, zoals knarrenhofjes en seniorenflats. De bouw van 80.000 geclusterde wooneenheden die het ministerie van BZK beoogt, is een belangrijke uitbreiding van de woningvoorraad voor ouderen met een lichte zorgvraag en behoefte aan sociaal contact. Hiervoor zijn de gemeenten aan zet, waarbij het ruimtelijk beleid van Rijk en provincies mogelijkheden zou moeten bieden.
Bron: https://vastgoedactueel.nl/eib-meer-seniorenwoningen-helemaal-niet-nodig/